- classer
- classer [klaasee]I 〈overgankelijk werkwoord〉1 klasseren ⇒ rangschikken, indelen, classificeren2 als afgedaan beschouwen ⇒ seponeren3 inschrijven ⇒ op een lijst plaatsen♦voorbeelden:1 classer un dossier • een dossier opbergenclasser un individu • meteen weten wat voor vlees men in de kuip heeftclasser les plantes • de planten in klassen indelenêtre classé au nombre des chefs-d'oeuvre • tot de meesterwerken behorenje l'ai tout de suite classé • ik wist meteen wat ik aan hem had2 affaire classée • afgedane zaak3 classer un monument • een bouwwerk op de monumentenlijst plaatsenclasser comme site inscrit • tot beschermd landschap verklarenII se classer 〈wederkerend werkwoord〉♦voorbeelden:¶ se classer premier • de eerste zijn, wordense classer dans une catégorie • in een categorie vallense classer parmi les meilleurs • bij de besten behoren1. v1) klasseren, indelen, classificeren2) als afgedaan beschouwen3) op een lijst plaatsen2. se classerv1) ingedeeld worden (bij), vallen (onder)2) een (bepaalde) plaats verwerven (in)
Dictionnaire français-néerlandais. 2013.